Is kwaliteitsvol onderwijs niet onze grootste uitdaging?

25 augustus 2020

Kamakshi Rajagopal is senior onderzoeker in instructional design en technologie bij itec, de interdisciplinaire onderzoeksgroep van KU Leuven en imec. Ze heeft ruime ervaring in het uitwerken van technologieoplossingen voor onderwijsproblemen in nauwe samenwerking met leerkrachten. Ze doet in het kader van het i-Learn project onderzoek naar schoolveranderingen bij digitaal gepersonaliseerd leren en begeleidt de co-pilootsessies.

Dit is een persoonlijke blogpost van Kamakshi Rajagopal, verbonden als onderzoekster aan KU Leuven.

In deze bijzondere coronatijden keken vele leraren en leerlingen met een vernieuwde blik naar school, lesgeven en leren. Ook aan ons i-Learn team gaf deze periode de opportuniteit om terug te keren tot de essentie van het i-Learn project: digitaal gepersonaliseerd leren aanbieden op een kwaliteitsvolle manier. Maar wat betekent ‘kwaliteitsvol’ nu juist? En hoe kunnen we ervoor zorgen dat het i-Learn project blijvende oplossingen biedt die tegemoetkomen aan de praktische noden van het onderwijsveld in Vlaanderen?

Met deze vragen in het achterhoofd organiseerden we in juni 2020 onze eerste co-pilootsessie rond het thema van kwaliteitsvol onderwijs voor digitaal gepersonaliseerd leren. Met negen van onze co-piloten in drie virtuele sessies reflecteerden we samen op de voorbije periode van afstandsonderwijs, met als doel lessen te trekken voor de toekomst.

In deze blogpost gaan we dieper in op de praktijkervaringen van de co-piloten rond digitaal gepersonaliseerd onderwijs, en kaderen we dit in een groter wetenschappelijk kader van kwaliteitsvol onderwijs organiseren.

Vaste grond vinden in onzekere tijden

De grootste verandering die de meeste co-piloten in de voorbije periode ervaarden was natuurlijk de noodzakelijke, snelle omschakeling naar digitaal onderwijs. Ze gaven aan dat het voor velen van hen de eerste keer was geweest dat ze het ontwerp van hun lessen bekeken vanuit een digitaal standpunt. Hierbij was de ondersteuning die ze vonden bij en gaven aan hun eigen collega’s van uitermate groot belang. Bovendien ervaarden ze dat ze tijdens de periode van afstandsonderwijs weer volledig konden focussen op de kern van de zaak: het bouwen aan en het toewerken naar onderwijsdoelen.

Leerkracht en co-piloot

We werden weer makers van onderwijs, in plaats van uitvoerders van onderwijs.

Co-piloot bij i-Learn

Echter, de co-piloten gingen ook niet voorbij aan het feit dat voor sommige collega’s de uitdaging wel heel erg groot was: heel wat leerkrachten voelden zich toch wat verloren in het digitale gebeuren.

Hetzelfde stelden ze vast bij hun leerlingen: voor sommige leerlingen was het een verademing om op eigen tempo te kunnen werken; andere leerlingen waren daarentegen het houvast van hun klas kwijt. Daarbij viel het op dat er grote verschillen zijn in de thuissituaties van de leerlingen, wat dan weer een weerslag had op het hele leergebeuren en de impact van het afstandsonderwijs. De centrale vraag voor onze co-piloten was dan ook: “Hoe zorg je er als leerkracht of school voor dat je tegemoetkomt aan je kerntaak om elke leerling op een goede manier te onderwijzen?”

De onzekere tijden van de coronacrisis brachten naar voren hoe verschillende mensen op verschillen manieren omgaan met (drastische) verandering. De ervaring van de co-piloten toont aan dat dit ook op school merkbaar was. Houvast probeerden ze tijdens deze veranderingen te vinden in het concept “goed onderwijs verschaffen”. Maar wat “goed onderwijs” is, hangt ook samen met een bepaalde visie op onderwijs.

Wat moeten we verstaan onder kwaliteitsvol onderwijs?

Tijdens de coronacrisis heeft de snelle omschakeling naar digitaal ondersteund onderwijs veranderingen die in de onderwijswereld al jaren aan de gang waren, in een stroomversnelling gebracht. Waar scholen en leerkrachten tegenaan lopen in deze snelle verandering is voornamelijk de kwestie van onderwijskwaliteit: externe factoren (digitalisering, onderwijs buiten de schoolomgeving) maken dat de vaste waarde van “goed onderwijs” in vraag wordt gesteld. De traditionele visie van wat “goed onderwijs” is, is niet meer geldig of niet meer haalbaar. Hierdoor moet er weer nagedacht worden over wat kwaliteitsvol leren en lesgeven is. Elke leerling, elke leraar, elk lerarenteam en elke school moet een nieuwe invulling geven aan wat zij onder kwaliteitsvol onderwijs begrijpen binnen de hertekende kantlijnen van het coronaonderwijs.

Kwaliteit in het onderwijs is een moeilijk begrip en de interpretatie van kwaliteit is vaak subjectief, namelijk afhankelijk van wat de leerkracht of onderzoeker als belangrijk acht. Zo kan kwaliteit in het onderwijs volgende betekenissen hebben:

  1. De mate waarin studenten presteren ten opzichte van vooropgestelde leerdoelen
  2. De manier waarop een school studenten, personeel, leermateriaal of technologie selecteert op basis van haar opvatting van kwaliteit
  3. Het gebruik van interne kwaliteitsvolle werkprocessen die bijdragen tot vruchtbare leerervaringen
  4. De mate waarin de betrokken actoren tevreden zijn
  5. De mate waarin de school een positie en reputatie behaald heeft binnen de samenleving
  6. De afwezigheid van problemen of issues in de school
  7. De mate waarin de school zich kan aanpassen aan externe en interne veranderingen, met een vorm van continue verbetering

Deze modellen belichten verschillende aspecten van kwaliteit, die soms binnen een school in conflict kunnen komen met elkaar. De auteurs stellen dan ook voor om ze als ruime omkadering te gebruiken om onderwijskwaliteit beter te begrijpen én te managen.

Kwaliteitsvol onderwijs met technologie

De laatste jaren wordt technologie gezien als de grootste externe factor die verandering binnen het onderwijs noodzakelijk maakt. Technologie kan namelijk op erg uiteenlopende manieren disruptief zijn:

  1. Ten eerste heeft ze een grote impact op de dagdagelijkse manier van werken. Voor individuele leerlingen en leraren betekent het gebruik van technologie dat ze op een heel praktische manier anders gaan werken -gedragsverandering dus. En dat is een hele uitdaging.
  2. Ten tweede doet technologie bestaande grenzen vervagen (tijd, ruimte, plaats, rollen). Dit creëert vele nieuwe mogelijkheden (bijv. samen leren met internationale partnerscholen, musea virtueel bezoeken), maar het verdwijnen van grenzen kan door sommigen ook als onduidelijk en onzeker ervaren worden (bijv. Is schooltijd wel echt gedaan wanneer de schoolbel gaat?).
  3. Ten derde verandert de technologie zelf ook voortdurend, waardoor je je als gebruiker continu moet aanpassen aan de nieuwste mogelijkheden. Voor sommigen is dit een bron van motivatie en drive; voor anderen is dit stressvol en frustrerend. Leraren en scholen worden dus geconfronteerd met een grote uitdaging: hoe kan je technologie op een kwaliteitsvolle manier inzetten op school?

In onze co-pilootsessies kwam de impact van technologie meermaals aan bod. Voor leerlingen ligt die impact vooral bij leerresultaten en individuele voortgang. Technologie kan visualiseren hoe leerlingen vooruitgaan en waar ze vastlopen. Ze kan leerlingen ondersteunen om op eigen tempo zelfstandig te werken. Desalniettemin maken onze co-piloten zich wel zorgen over het niveau van de digitale skills bij leerlingen en hoe dit vanuit de school beter ondersteund kan worden.

Bij leraren komt vooral de uitdaging op het vlak van professionalisering naar boven: hoe kan je als leerkracht technologie op een geschikte manier inzetten? Bovendien werd tijdens de co-pilootsessies ook opgemerkt hoe erg je als leerkracht vertrouwt op het klasgebeuren om snel zicht te krijgen op wat individuele leerlingen kunnen, om in te schatten of leerlingen “mee” zijn, en om te bepalen waar ze ondersteuning nodig hebben en hoe je hen een stap verder kan helpen. Dit aspect werd natuurlijk tijdens de afgelopen periode van afstandsonderwijs erg bemoeilijkt. Tot slot maakten de co-piloten zich ook zorgen over wat je als leerkracht kan doen als de technologie niet meewerkt.

Uitdagingen en bevindingen in tijden van coronaonderwijs

Het fysieke klasgebeuren werd de laatste maanden vervangen door virtuele klassen. Leerkrachten kwamen dus voor grote uitdagingen te staan. Zo kwam op klasniveau het zoeken naar een evenwicht tussen sociale interactie en individuele begeleiding geregeld aan bod in de co-pilootsessies. De leerkrachten onder onze co-piloten gaven aan dat een combinatie van groepsinstructie en individueel zelfstandig werk het beste leek te werken bij hun leerlingen (bijv. eerst samen uitleg krijgen, dan apart oefenen, dan samen vragen behandelen, en vervolgens verder apart oefenen). Voor leerkrachten is het overigens duidelijk: elke leerling zou de uitdaging en de ondersteuning moeten krijgen die ze nodig hebben. Op schoolniveau zien onze co-piloten dan weer 1 grote uitdaging, namelijk iedereen betrokken krijgen en motiveren tijdens het veranderproces.

De verscheidenheid aan ervaringen en werkpunten die in onze co-pilootsessies aan bod kwamen rond de inzet van technologie, toont aan hoe groot de uitdaging is om kwaliteitsvol onderwijs te verzorgen in een veranderende maatschappij. Eerder dan kleine, ontoereikende veranderingen is vooral een nieuwe, breed gedragen visie op “goed onderwijs” nodig.

Naar een kwaliteitscultuur

Huidig wetenschappelijk onderzoek toont hierdoor ook meer en meer interesse in het begrijpen van hoe er op school een kwaliteitscultuur kan ontwikkeld worden.

Een kwaliteitscultuur is een organisatiecultuur die ernaar streeft om de kwaliteit permanent te verbeteren. Zo’n kwaliteitscultuur wordt gekenmerkt door:

  • gedeelde visies, overtuigingen, verwachtingen en engagement van leraren, studenten, directie, ouders en andere stakeholders
  • het gebruik van welbepaalde processen op een school die kwaliteit verbeteren en individuele inspanningen coördineren.

Hoewel er geen vaste richtlijnen zijn om een kwaliteitscultuur te ontwikkelen, is er wel eensgezindheid over welke waarden in zo’n cultuur hoog gehouden worden:

  1. Een gedeelde visie en doelen bij leraren, directie en personeel zijn een noodzakelijke voorwaarde voor succes.
  2. Educatieve doelen worden vastgelegd samen met ouders, gemeenschap, studenten en andere stakeholders.
  3. Onderwijs verbeteren is een werk van lange adem.
  4. Een school moet ernaar streven om continu veranderingen te maken om het onderwijs te verbeteren.
  5. Leraren moeten actief betrokken zijn in de verbetering van alle aspecten van de werking van de school.
  6. Samenwerking is essentieel voor een effectieve school.
  7. Beslissingen moeten gemaakt worden op basis van feitelijke informatie.
  8. Kwaliteitsproblemen worden veroorzaakt door een slecht systeem en slechte processen, niet door leraren.
  9. Kwaliteit kan verbeterd worden met de bestaande middelen (financiën, infrastructuur,…).

Om een kwaliteitscultuur mogelijk te maken is zowel leiderschap en zichtbare participatie van de directie en management van cruciaal belang. Bovendien is ook de betrokkenheid van alle stakeholders in en rond de school in het vastleggen en uitdragen van een gemeenschappelijke visie essentieel.

Meer weten over dit onderwerp? In dit document kan je enkele interessante referenties vinden.

Deel deze post